"Broeder"-jezuïet zijn: Wiggert legt uit wat dit voor hem betekent
Ervaringsbericht
van broeder Wiggert Molenaar sj naar aanleiding van een brief van de Algemene
Overste van de jezuïeten over de roeping tot broeder-jezuïet
Onlangs ontving ik iemand die de Geestelijke
Oefeningen in het alledaagse leven doet bij wijze van
uitzondering niet in de spreekkamer, maar in mijn bureau. Dit bureau ligt heel
strategisch bij de voordeur van het hoofdkantoor van de Vlaamse en Nederlandse
jezuïeten in Antwerpen. Ik vertelde de retraitant, die weet dat ik
broeder-jezuïet ben en geen pater, waarom deze setting mij deed denken aan de
patroon van de broeders-jezuïeten: de heilige Alphonsus Rodríguez.
Heilige portier
Alphonsus Rodríguez (1533-1617) was een
Spaanse jezuïet die intrad na zijn vrouw en kinderen verloren te hebben en
nadat zijn bedrijf failliet was gegaan. Hij voelde zich altijd al aangetrokken
tot het leven als religieus en meldde zich aan als kandidaat bij de jezuïeten.
Na enige aarzeling besloten dezen hem aan te nemen als broeder; hij was toen
veertig jaar oud. Vervolgens werkte hij 46 jaar lang in “het onthaal” van het
college van de jezuïeten in Palma de Mallorca.
Maar Alphonsus was niet zomaar een
portier; hij had grote spirituele gaven die niet onopgemerkt bleven. Zowel
studenten als stadsgenoten van allerlei achtergronden kwamen bij hem langs voor
een goed gesprek. De beroemdste van hen is zonder twijfel (de heilige) Peter Claver
sj die, geïnspireerd door zijn uitwisselingen met broeder
Alphonsus, later zou vertrekken naar Latijns-Amerika om daar te werken onder de
negerslaven.
Brief generale overste over broeders
Een paar dagen na mijn gesprek met de
retraitant – waarom ik toen aan Sint-Alphonsus moest denken zal duidelijk zijn
– ontvingen alle jezuïeten een brief van de generale overste van de Sociëteit
van Jezus (S.J.). De 400e verjaardag van het overlijden van de
heilige Alphonsus, officieel op 31 oktober 2017, was voor pater Arturo
Sosa een mooie aanleiding om stil te staan bij de roeping van
de broeder-jezuïet.
Wat viel mij, als jezuïet en speciaal als broeder, op aan deze brief?
Allereerst wordt Alphonsus niet alleen
voorgesteld als patroon van de broeders, maar tot twee keer toe als een
voorbeeld voor álle jezuïeten. Van jezuïeten wordt vaak gezegd dat zij “contemplatief
in de actie” zijn; dat zij hun werk proberen te combineren met een
diep geestelijk leven, waarbij een kruisbestuiving optreedt tussen apostolaat
en gebedsleven. Pater Sosa presenteert Alphonsus, de drukke portier van het
college met zijn rijke geestelijk leven, als een “model jezuïet”.
Verder benadrukt hij dat de
activiteiten van de jezuïetenorde worden uitgevoerd op zeer uiteenlopende
plaatsen in zeer verschillende omstandigheden. Daarbij is het een voordeel
wanneer er ook diversiteit bestaat onder de jezuïeten, bijvoorbeeld tussen
priesters en broeders, die elkaar aanvullen. Vermeldenswaardig is dat broeders
tegenwoordig vaak grote verantwoordelijkheden dragen; ter illustratie noemt pater-generaal
de zes broeders die actief deelnamen aan de laatste
algemene congregatie.
Workaholics
Ten derde moest ik net als pater Sosa
denken aan zijn voorganger pater Arrupe,
die in 1983 zei: “Ik wil de hele Sociëteit herinneren aan het belang van de
broeders; zij helpen ons om ons bij onze roeping te richten op God.” Wij
Christenen dienen er alert op te zijn dat wat we zijn, zoals onze
verhouding met God, uiteindelijk belangrijker is dan wat we doen,
dan onze vele werkzaamheden. Het klopt dat onder jezuïeten een zekere neiging
bestaat om workaholic te worden.
Tenslotte, pater Sosa gaat niet voorbij
aan het feit dat het percentage broeders in de orde achteruit gaat en dat er
zelfs sprake lijkt te zijn van berusting daarin. Ik ben het met hem eens dat er
bijvoorbeeld bij de roepingenpromotie en tijdens de opleiding meer op gewezen
dient te worden dat de roeping tot jezuïet verschillende vormen kan aannemen;
waaronder die van broeder. Maar bovenal geldt: “Gods genade en ons eigen
getuigenis zal resulteren in het aantrekken van (broeders).”
Toen ik intrad, had ik niet goed
nagedacht over de vraag van het priesterschap; ik wilde allereerst jezuïet
worden. In het noviciaat in
Engeland werd niet veel gesproken over broeders en ik kende er ook geen. Het
werd me pas duidelijk tijdens de studies (begonnen met het oog op de
priesterwijding) dat ik broeder wilde worden. De opleiding, waardevol, moest ik
afmaken, maar ik heb nooit spijt gehad van mijn uiteindelijke keuze om broeder
te worden.
Waarom geen priester?
Net als andere broeders-religieuzen
krijg ik van tijd tot tijd te horen: “Waarom ben je geen priester?” Een kort en
duidelijk antwoord is: “Het is een kwestie van roeping.” Indien degene die me
de vraag stelt een leek is, zou ik kunnen vragen: “Waarom bent u niet het
klooster ingegaan?” Een iets uitgebreider antwoord: het heeft te maken met hoe
ik met mensen omga, in wat voor verhouding ik tot hen sta – niet als vader ten
opzichte van een zoon of dochter, maar als broer tegenover een broer of zus.
Ik heb de indruk dat in het
gemeenschappelijk noviciaat voor noordwest Europa in Birmingham de roeping tot
het broederschap tegenwoordig meer aandacht krijgt. John Courtney Murray S.J.,
overleden in 1967, werd eens gevraagd wat hij ervan vond dat er steeds minder
broeders waren. Hij antwoordde dat er heus wel roepingen tot het broederschap
waren; het probleem was volgens hem: “… maar we wijden ze tot priester.” Ik
denk dat dat, vijftig jaar later, wat minder het geval is.
Broeder Wiggert Molenaar sj
Reacties