De uitdaging waarvoor Judas christenen plaatst
Hieronder vind je mijn homilie voor de viering van Witte Donderdag van dit jaar
Witte
donderdag 2017
Ex 12,1-8.11-14 Ps. 116
12-13.15-16bc.17-18 1 Kor 11,23-26 Joh 13,1-15
Kichijiro is een ellendeling. Zo bestempelt
hij zichzelf. Zo zien anderen hem. Hij verloochent telkens weer zijn
christelijk geloof als hij met foltering wordt bedreigd. Hij is ook een
verrader. Kichijiro verklikt de verblijfplaats van twee ondergedoken jezuïeten in
ruil voor een handvol zilverstukken. Kichijiro is een Japanse christen, een van
de hoofdpersonages uit de film Stilte
die onlangs in de bioscoop te zien was. Een verfilming door Martin Scorcese van
een roman van de Japanse katholieke schrijver Shusako Endo.
De film gaat over de verschrikkelijke christenvervolging in Japan tijdens de
eerste helft van de 17de eeuw.
Rodrigues is een van de Portugese jezuïeten
die verraden wordt en in de gevangenis terecht komt. Keer op keer plaatst de
verachtelijke, stinkende Kichijiro hem voor een verscheurende geloofsuitdaging.
In tegenstelling tot vele andere Japanse geloofsgenoten is de arme Kichijiro
niet uit martelaarshout gesneden. Daar kan hij niets aan doen. De man is wel echt gelovig. Concreet betekent dit dat
hij steeds opnieuw de priester-jezuïet
Rodrigues opzoekt om te biechten. Rodrigues wordt er wanhopig van. Hij vindt
Kichijrio afstotelijk. Tegelijk weet hij dat de vraag van Kichijro oprecht is. Rodrigues
kan en zal het sacrament niet weigeren. De haat die hij tegelijkertijd voelt
confronteert hem met zijn onvermogen om van Kichijiro te houden. Rodrigues is
zich hiervan goed bewust. In het bijzonder beseft hij dat Jezus dit wel kon ten
aanzien van Judas.
Beste broeders en zusters, zonet hoorden we
de evangelist Johannes zeggen: Jezus, …
gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe. Vanaf het
dertiende hoofdstuk van Johannes gaat de openbaring van wat liefde is naar zijn
hoogtepunt. Eerst is er de voetwassing. Het wassen van de voeten van de gast
die gereisd had langs stoffige wegen was de taak van het huispersoneel. Het
feit dat Jezus de voeten wast van zijn vrienden is niet in de eerste plaats een
daad van nederigheid. Wel van gastvrijheid en dus van liefde.
Bijzonder is dat Jezus de voeten wast van
alle leerlingen. Ook de voeten van Judas. Meteen daarna geeft Jezus Judas ook
nog een stuk brood. Opnieuw een klassiek gebaar van gastvrijheid. Meer in het
bijzonder van verbondenheid tussen gastheer en genodigde. Beide rituele gebaren
krijgen een bijzondere waarde doordat Jezus deze liefdesgebaren bewust stelt
tav Judas waarvan Hij weet dat hij Hem meteen daarna zal verraden.
Rodrigues kent uiteraard dit verhaal uit het
leven van Jezus, de man aan wie hij zijn leven heeft toevertrouwd. En ook wat
Jezus zegt aan het einde van dit verhaal van de voetwassing: Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij
zoudt doen zoals Ik u gedaan heb. Jezus nodigt hem en ons uit tot de zelfde
absoluut gratuite liefde, tot en met de vijandsliefde.
Vandaar dat die vraag van Kichijiro aan
Rodrigues om zijn biecht te horen zo verscheurend is. Die vraagt werkt voor hem
als een spiegel van zijn armoede, van zijn onvermogen om Kichijirio zó te beminnen als Jezus hield van
Judas. Een spiegel die ook in onze richting wijst en onze onmacht weerkaatst.
Jezus doet echter meer dan ons enkel een
spiegel voorhouden. Zijn persoonlijke voorbeeld is meer dan een eenmalige demonstratie
van goddelijke liefde en, omgekeerd, een
confrontatie met onze kleinheid. Jezus’ optreden is vooral een geschenk. Het is
een voortdurende gave die voortaan de leerlingen in staat zal stellen om op hun
beurt te handelen en dus lief te hebben zoals Hij.
Wat gold voor de leerlingen, geldt ook voor
ons. Jezus verlangt ook ook onze voeten te wassen en wil ook ons te eten geven.
Hij geeft zich aan ons opdat wij, op onze beurt, ons aan anderen zouden kunnen
geven. Opdat ook wij zouden kunnen delen, passief en actief, in zijn goddelijke
liefde. Dat gaan we dadelijk vieren en beleven als we met de Heer aan tafel
gaan.
Reacties