Gezegend


“Gezegend zij het net?”

Een Romeins perspectief op de problemen
aangaande de nieuwe communicatie


Federico Lombardi sj

De laatste jaren en decennia is er veel veranderd in de massamedia. Al wie oren heeft om te horen en ogen om te zien weet dit. Communicatie-experten in gespecialiseerde instellingen bestuderen doorlopend al de verschijnselen die gepaard gaan met deze grote verschuivingen. Zij zijn dan ook het best geplaatst om de discussie te voeren op een breder en abstracter niveau.

Zelf word ik op persoonlijke en concrete wijze geconfronteerd met deze veranderingen. Ik gebruik voortdurend uiteenlopende massacommunicatiemedia en word geconfronteerd met de transformaties die ze doormaken.

Ik ben begonnen in de communicatiewereld als schrijver voor de Civiltá Cattolica, een cultureel tijdschrift dat tot op vandaag doordachte analyses publiceert, en dit reeds sinds haar lancering, 160 jaar geleden. Vervolgens werd ik gevraagd om te gaan werken voor de radio, en daarna voor de televisie. Doorheen deze ervaring met de media werd ik willens nillens geleidelijk aan vertrouwd met deze media en met de snelle ontwikkeling van de communicatietechnologie. Om in staat te zijn te communiceren over de relevantie van de christelijke boodschap in de dagelijkse actualiteit, moest ik ook inzicht verwerven in de wijze waarop deze nieuwe technieken het leven beïnvloeden in de redactielokalen en aan de schrijftafels van de redacteurs.

De komst van communicatie via satelliet, in het bijzonder voor radio, maakte het mogelijk om de meertalige programmering van Radio Vaticaan beschikbaar te stellen voor veel ruimere groepen luisteraars over de hele wereld. De komst van de digitale productie bracht een diepgaande verandering met zich van de werkmethode en het professionele profiel van zowel journalisten als technici. Toen diende het internet zich aan, en dus nieuwe manieren om informatie te vergaren en uit te wisselen: onmiddellijke communicatie via email en veralgemeende, gekanaliseerde verspreiding van inhoud via het web.

De voorbije jaren in de persdienst van het Vaticaan hebben mij duidelijk gemaakt dat het nodig is om te werken aan een meer organische en constructieve dialoog en uitwisseling tussen de communicatieorganen van de Heilige Stoel en de huidige wereld van massacommunicatie. Immers, de tegenwoordige communicatiecontext evolueert snel naar iets dat totaal verschillend is van wat mijn generatie aanvankelijk gekend heeft.

In een document van Microsoft van april 2009 genaamd “Europe Logs On: European Internet Trends of Today and Tomorrow” stond volgende informatie te lezen: indien het internetgebruik blijft groeien aan de verwachte snelheid, dan zal het tegen juni 2010 bij Europese consumenten het traditionele gebruik van televisie overtreffen met een gemiddelde van meer dan 14 uur per week tegen 11,5 uur voor televisie.

In 2008 overtrof internet alle andere media, met uitzondering van de televisie, als voornaamste informatiebron voor de nationale en internationale actualiteit. De groei van internet gaat verder en lijkt niet te stoppen.

Zelf ben ik geïnteresseerd in en verantwoordelijk voor heel wat verschillende vectoren van communicatie in de Kerk; voor communicatie naar heel landen waar een brede waaier van situaties en omstandigheden bestaat. Ik ben me er goed van bewust dat in een groot deel van de wereld de communicatie verloopt op een wijze die heel verschillend is van wat gebeurt in de meer ontwikkelde landen. Het is ook waar dat zelfs in de meer ontwikkelde landen er tastbare verschillen bestaan waar rekening dient mee te worden gehouden. Het document dat ik zoëven citeerde spreekt over een “digitale kloof” die het Noorden afscheidt van het Zuiden, wat betreft de toegang tot en het gebruik van internet.

Vanuit het standpunt van de Kerk is het gewoon geen optie om diegenen die over minder mogelijkheden beschikken aan de kant te laten staan. De arme en zich ontwikkelende landen zijn voor ons op zijn minst even belangrijk als de rijke, zo niet belangrijker. We kunnen dan ook de traditionele technologieën en communicatievormen niet opzij schuiven. Immers, zij zijn nog steeds nodig om een groot deel van de mensheid te voorzien in wat zij nodig hebben. Tegelijkertijd zijn we verplicht om aandacht te hebben voor de richting waarin de communicatie evolueert en kunnen we het ons niet veroorloven om voeling te verliezen met de meest recente evoluties in de wereld van de communicatie.

De laatste tijd wordt er veel meer nagedacht en gedebatteerd over de wijze waarop de Kerk communiceert, zowel naar binnen als naar buiten – ttz, met haar leden en met de ruimere wereld. Niet alleen wegens de discussies omtrent de Paus en de Kerk. Maar ook wegens de wijze waarop deze discussies zijn gevoerd. De berichtgeving was wijd verbreid en tot en met het kleinste krantje nam standpunten in betreffende het een of het ander van deze thema’s. Door dit alles heen werden vele problemen door mekaar gehaspeld. Het staat buiten kijf dat de hele zaak een aantal fundamentele vragen heeft aan de orde gebracht. Het is onze taak om die vragen ten gronde aan te pakken en er iets zinnigs over te vertellen.

Schokgolven

Een eerste en voor de hand liggende bedenking gaat over de snelheid en intensiteit waarmee nieuws zich verspreidt, in het bijzonder sensationeel nieuws. De internetcommunicatie heeft zowel de snelheid als de reikwijdte waarmee de schokgolven zich verspreiden sterk verhoogd. Communicatie gebeurt op elk uur van de dag, 24 uur op 24, 7 dagen op 7. De tijd is voorbij dat het nieuws de mensen bereikte op het ritme van de ochtenddagbladen of het televisienieuws.

Daar komt bij dat de ruime en steeds breder wordende verscheidenheid aan stemmen het steeds moeilijker maakt om de aandacht te trekken van de mensen. Dit werkt de tendens in de hand om het nieuws te “sensationaliseren”, om het te kruiden met koppen die de aandacht trekken. Vele journalisten en nieuwsgroepen zijn voortdurend op zoek naar de volgende grote scoop alsof het vinden van dat ene ding, te midden van de grote zee van woorden en beelden, hen kan bevestigen in hun bestaan.

Allen zijn we ons bewust van deze situatie en we zien de voortdurende gevaren, maar het lijkt erop dat we niet weten hoe er mee om te gaan.

Laten we even enkele recente voorvallen onder de loupe nemen, zoals de toespraak van Paus Benedictus XVI in Regensburg, de affaire met bisschop Williamson of de controverse rond de uitspraken van Paus Benedictus XVI over condooms en de verspreiding van HIV en AIDS in Afrika.

Op elk van deze gebeurtenissen kwam snel een sensationele reactie die zich breed verspreidde en die diep doordrong.

Het ontbrak niet aan antwoorden op deze kritieken. Deze kwamen niet alleen van de Persdienst van de Heilige Stoel maar ook vanwege stemmen die de Kerk welgezind zijn. Deze antwoorden waren echter niet even talrijk en evenmin zo “media-vriendelijk” als de kritische stemmen die hen voorafgingen. En ook al kwamen ze niet al te traag, toch kwamen ze eerder te laat in verhouding tot het verrassingseffect van de oorspronkelijke schokgolf.

Eens de eerste kritiekgolf voorbij, waren de mensen toch in staat om echt over de zaken na te denken en dat deden ze ook effectief. De daaropvolgende overwegingen waren ernstig, diepgaand en goed geargumenteerd. Het duurde wat vooraleer ze hun weg vonden naar de communicatiekanalen en het publiek bereikten. Maar ten slotte kwam het publiek ze te weten en kon het voordeel trekken uit deze bijdragen tot de discussie.

Ik ben er van overtuigd dat met de kwestie van de relaties tussen christenen en moslims op een meer open, ernstige en meer diepgaande wijze omgegaan is ná Regensburg dan ervoor; dat de luidruchtige reactie op de verklaringen van bisschop Williamson het mogelijk hebben gemaakt, niet enkel om de echte standpunten van de Paus en van de Kerk aangaande de Holocaust ruimer bekend te maken en beter te doen begrijpen; maar ook dat ze er toe bijgedragen heeft om de relatie en de dialoog tussen katholieken en joden te versterken; dat er echt hoop is dat het terug aangaan van het gesprek met de volgelingen van aartsbisschop Lefebvre zou kunnen leiden tot een grondiger en meer evenwichtige lectuur van Vaticanum II in de richting van een hermeneutiek van vernieuwing in continuïteit met de Traditie van de Kerk; dat het debat over de condooms leidt tot meer begrip en bewustzijn van wat een efficiënte HIV/AIDS-preventie is in Afrika en elders.

Laat me nu even iets duidelijk stellen: ik zeg niet dat alles wat we op het gebied van de communicatie vanuit het Vaticaan hebben gedaan volmaakt is. Maar ik denk wel dat we, in een wereld zoals de onze, ons een rad voor de ogen zouden draaien indien we ervan zouden uitgaan dat communicatie altijd zorgvuldig kan worden gecontroleerd of dat ze altijd gestroomlijnd en vanzelfsprekend zou kunnen zijn.

Bestaat er ook maar één grote instelling of persoonlijkheid die voortdurend in de schijnwerpers staat en die niet het voorwerp is van veelvuldige kritiek? We hebben tientallen voorbeelden van presidenten en eerste ministers bij de hand. Waarom zouden we er dan moeten van uitgaan dat de Paus of de Kerk, in een seculiere wereld als de onze, hierop een uitzondering zijn?

Telkens we om moeten gaan met gevoelige onderwerpen moeten we steeds weer dialectisch te werk gaan; vertrekkend van de verklaring van het uitgangspunt, naar de kritiek, naar een helderder en meer diepgaand antwoord. Het is fout te denken dat we het debat moeten uit de weg gaan. We moeten er steeds naar streven om het debat zo te voeren dat het leidt naar een beter begrip van het standpunt van de Kerk, en we mogen nooit de moed verliezen.

We zouden ook kunnen stellen dat ook de wijze waarop deze debatten zich ontwikkelen nieuw is. De tijd is voorbij dat het debat gewoonlijk werd geleid door de inbreng van enkele welbekende, vertrouwde en makkelijk herkenbare stemmen, zoals bv de schrijvers van de vrije tribunes van de belangrijkste dagbladen. Het lidmaatschap van dit koor is thans niet meer gebonden aan de traditionele grenzen van taal en cultuur. Het is voortaan internationaal en zelfs wereldomvattend.

We moeten dus onze blik heel wat verruimen. Thans benaderen we het probleem vanuit het bijzondere standpunt van de Kerk of van het imago van de Paus of van de christelijke waarheden die we wensen te verkondigen. Maar wij zijn niet de enigen die met het probleem worden geconfronteerd. Het zou belachelijk zijn mochten we dit denken. Het probleem is algemeen en het raakt ook de families en de instellingen van de staat en van de burgermaatschappij. Het gaat over het probleem om degelijke verwijzingspunten te hebben en te behouden te midden van de communicatiestroom in de wereld.

Als we dus zoeken naar het juiste pad voor de Kerk, dan zoeken we evenzeer naar die wegen die interessant en bruikbaar kunnen zijn voor iedereen.

Leven in deze wereld

We leven allen in dezelfde wereld. En de Kerk leert ons om op realistische wijze te kijken naar deze wereld – maar zij leert ons ook om met vertrouwen, en bovenal, met liefde te kijken naar de wereld.
De positieve toon van de hele kerkelijke leer aangaande de massacommunicatie is opvallend. Het volstaat te kijken naar de titels van de documenten van het leergezag: Miranda prorsus, Inter mirifica (Te midden van de wonderbaarlijke), Communio et progressio; zelfs de boodschap waarmee Pius XI de Vaticaanse Radio inwijdde in 1931 staat bol van uitdrukkingen van vertrouwen in het vermogen van de radio om de zaak van het goede in de wereld te dienen.

Geïnspireerd door dit onderricht van het leergezag, hebben we er steeds naar gestreefd om de beschikbare middelen – zeg maar de “traditionele communicatiemiddelen – zo goed als mogelijk te gebruiken. Maar nu bevinden we ons volop in een nieuwe etappe van onze reis.

Het is belangrijk om ons goed bewust te zijn van de risico’s en de dubbelzinnigheden die deze etappe kenmerken, namelijk de enorme mogelijkheden van manipulatie en van moreel verval die ingenesteld zijn in de moderne massacommunicatie. In de mate de gebruiksmogelijkheden toenemen, in diezelfde mate nemen ook de mogelijkheden tot misbruik toe.

Tenzij we naïef zouden zijn, weten we dat het internet grote risico’s met zich brengt en dat het ons plaatst voor cruciale uitdagingen aangaande vorming die niemand – families, noch scholen, noch de samenleving als een geheel – mag negeren. Er is ook een groot potentieel voor goede dingen en de houding van de Kerk moedigt ons aan om dit potentieel te onderkennen in al zijn uitingen en om in de ruime wereld van de communicatie zoveel mogelijk goede elementen in te voegen; net zoals de tarwe groeit in de akker samen met het onkruid.

De boodschap van de Paus voor de werelddag van de massamedia van dit jaar is hiervoor een kenschetsend document en een rijke bron voor reflectie en bemoediging. Deze boodschap heeft als titel “Nieuwe technologieën, nieuwe relaties. Het bevorderen van een cultuur van respect, dialoog en vriendschap” . Zij is opgebouwd rond een fundamenteel strategisch inzicht: de noodzaak om zich te richten tot “de digitale generatie”.

De Paus weet dat de Kerk maar op een efficiënte wijze aanwezig zal zijn in een wereld die vorm aan het krijgen is, in de mate dat zij de geloofswaarheden kan aanreiken binnen de nieuw aankomende cultuur en aan de jongere, opgroeiende generaties. Daarom legt hij zo de nadruk op relaties: “nieuwe technologieën, nieuwe relaties.”

De hele wereld van massamedia is doortrokken van relaties: tussen personen, groepen, hele volkeren. Welke relaties willen wij in het bijzonder stimuleren en ontwikkelen. Op grond waarvan en met welke bedoeling? In welke geest?

De indrukwekkende ontwikkeling van sociale netwerken, van inhouden en uitwisseling van informatie, van het verlangen om zijn mening te geven en van deel te nemen aan alle mogelijke discussies over alle mogelijke onderwerpen, toont ons dat het internet heeft geleid tot een stroom van transversale en persoonlijke communicatie in alle richtingen, van een omvang die tot voor kort onvoorstelbaar was.

Een van de grootste uitdagingen waar we thans voor staan is die van de interactiviteit, en ik zou zeggen van “positieve interactiviteit”. Hoe gaan we best om met deze uitdaging op alle niveaus van het leven van de Kerk? Zelf word ik in het bijzonder geconfronteerd met deze uitdaging voor wat betreft het communicatiebeleid van de Heilige Stoel. Ik moet denken aan onze ervaring met Radio Vaticaan. De voorbije jaren is internet een belangrijk instrument geweest dat het ons mogelijk gemaakt heeft om informatie ter beschikking te stellen van talloze gebruikers. In de concrete situatie waar we thans voor staan gaat het niet meer in de eerste plaats over de verspreiding van inhouden, maar wel over een steeds grotere interactiviteit.

Het gaat hier over een uitzonderlijk complex en moeilijk terrein dat een massieve inzet vereist van de meest uiteenlopende middelen. Het volstaat niet om reacties te kunnen ontvangen: we moeten werken aan de ontwikkeling van een structureel vermogen om duidelijk en met kennis van zaken te antwoorden op de vragen die zich aanbieden. Dit vraagt mankracht, tijd en geld.

Eind januari van dit jaar hebben we, samen met Radio Vaticaan en CTV (de Vaticaanse televisie) een YouTube kanaal geopend dat in vier talen geregeld nieuwsberichten aanbiedt. Op Pasen zonden we de volledige Paasboodschap van Paus Benedictus XVI uit, volledig ondertiteld in 27 verschillende talen. Dit is trouwens een record voor YouTube! We gaan de richting uit van een actieve aanwezigheid op het internet. Maar thans is deze voornamelijk een eenrichtingsaanwezigheid. Dit zal zo blijven totdat we de beste manier gevonden zullen hebben om in interactieve dialoog te treden met onze bezoekers.

Mij lijkt het dat het probleem diepgaan en ernstig is. Tot op zekere hoogte is het een ecclesiologisch probleem. Ik bedoel hiermee dat we bij Radio Vaticaan en CTV hard gewerkt hebben aan het op punt stellen van een succesvolle strategie om onze dienstverlening uit Rome te integreren in de katholieke televisie- en radiostations over de hele wereld. We hebben een netwerk uitgebouwd dat informatie en programma’s aanbiedt over de Kerk op wereldschaal. De regionale en nationale katholieke zenders bieden dan weer verslaggeving aan op hun respectieve niveaus. We hebben een communicatienetwerk tot stand gebracht dat een afspiegeling is van de structuur van de Kerk en van de diverse niveaus van dienstverlening aan de Kerk, van het niveau van de Paus en de bisschoppenconferenties tot het diocesane. Daarbij hebben we steeds ernaar gestreefd om integratie en dialoog te promoten en tegelijkertijd de verschillende bevoegdheids- en verantwoordelijkheidsniveaus te respecteren.

Net op het moment dat we onszelf wilden gelukwensen met ons succes, kwam het internet op de proppen en begon het deze logica van onderscheid en complementariteit van niveaus te vernietigen of op zijn minst dan toch in de war te sturen. De internetgebruikers bewegen zich steeds vrijer in het wereldwijde netwerk en deinzen er niet voor terug om zich rechtstreeks te richten tot mensen en instellingen op om het even welk niveau, om het even waar.

De diensten van Kanselier Merkel en van President Obama werken aan de ontwikkeling van internetdiensten die de vragen van individuele burgers moeten kunnen beantwoorden. Verscheidene bisdommen en bisschoppenconferenties hebben soortgelijke initiatieven. Is het wenselijk dat het Vaticaan ook deze richting uitgaat en dus op wereldniveau werkt? En zo ja, hoe dan? Hoe kunnen we op de juiste manier de aanwezigheid van de Paus in het leven van de hele Kerk bevorderen – met andere woorden, hoe kunnen we gebruik maken van deze technologie om zijn aanwezigheid voelbaar te maken in de lokale Kerken over de hele wereld zonder dat dit evenwel zou leiden tot het ontstaan en de groei van een centralistische mentaliteit. Dit zou niet alleen niet opportuun zijn, het zou bovendien onverzoenbaar zijn met de juiste plaats en de eigen autonomie van de lokale Kerken. Ik ben er diep van overtuigd dat de kleine stap die we gezet hebben met YouTube niet meer is dan het begin van een lange reis, en dat onze volgende stappen gezet dienen te worden met vertrouwen en ook met voorzichtigheid.

We mogen niet ván deze wereld zijn

In onze dienst aan de Kerk moeten we ons steeds de vraag stellen of de beperkingen en de gebreken van onze eigen communicatieve vaardigheden het ooit moeilijker maken voor anderen om de boodschap van de Kerk te verstaan zodat ze die verwerpen, dan wel of het de boodschap zelf is die verworpen wordt, ook al wordt ze juist begrepen , of juist omdat ze juist begrepen is.

Het is onze roeping om getuigen te zijn van Gods liefde voor de mensheid en voor deze wereld. Maar we kunnen niet omheen het feit dat de Blijde Boodschap van Christus vaak een teken van tegenspraak wordt in de wisselvalligheden van de wereld.
We mogen onszelf geen rad voor de ogen draaien door te denken dat een perfecte communicatiestrategie het ooit mogelijk zou maken om elke boodschap die de Kerk aan te bieden heeft op zo’n manier te communiceren dat elke tegenspraak en conflict zou kunnen worden vermeden. Laten we het maar duidelijk stellen. Mochten we in die richting punten scoren, dan zou dit een slecht teken zijn. Het zou eerder een teken zijn van dubbelzinnigheid en compromis, meer dan van authentieke communicatie.
Ik ben ervan overtuigd dat we met de huidige Paus en zijn voorganger – en ongetwijfeld geldt dit ook voor hun voorgangers, al zal ik enkel spreken over Benedictus en Johannes Paulus II omdat ik die beter ken – altijd eminente getuigen hebben gehad van de moed om de waarheid te spreken, om zichzelf te zijn, zonder de slaaf te worden van het verlangen om bevestigd te worden, wat een van de grootste idolen is van de moderne wereld en van de eigentijdse communicatie.

Het is belangrijk om te beseffen dat veel van wat de Kerk zegt – en dat wij zouden moeten zeggen indien we haar trouw zouden zijn – tegen de haren instrijkt. We moeten hopen dat dit het geval is. Niet omdat we ouderwets zouden zijn of afgesneden van de tijd waarin we leven. Maar wel omdat het Evangelie van Christus zelf vaak tegen de haren instrijkt.

Het strijkt tegen de haren in als je vergiffenis predikt in situaties van haat en hopeloos conflict. Het strijkt tegen de haren in als je een visie op menselijke seksualiteit verdedigt die geworteld is in liefde en verantwoordelijkheid.
Het strijkt tegen de haren als je aan een wereld die opgesloten is in zichzelf verkondigt dat er een leven is na de dood. En dit geldt voor elke concrete dagelijkse keuze om te leven in trouw aan Christus en Zijn Kerk, een trouw die net gebaseerd is op een hoop die verder ziet dan de dood en die smacht naar eeuwig leven.

Dit brengt ons tot bij het eigenlijke hart van de communicatie in de Kerk, het hart van de communicatiezending van de Kerk naar en voor de wereld. De harde kern, die sterk genoeg is om te weerstaan aan de wederwaardigheden van de geschiedenis, is de geloofwaardigheid van het Evangelie, het gezaghebbende karakter van de boodschap dat voortkomt uit het authentieke geloofsgetuigenis in het leven van de gelovigen. Ik ben ervan overtuigd dat een groot deel van het respect dat Johannes Paulus II kreeg van de wereld en van professionals uit de communicatie in laatste instantie een gevolg was van zijn persoonlijke geloofwaardigheid, eerder dan van zijn charisma. Hij is lang bekritiseerd als conservatief en ouderwets, de “oude Poolse man” die de moderne wereld en ideeën niet kende. Maar uiteindelijk werd hij gerespecteerd als een moedig en integer man, met een diepgeworteld geloof waarvan hij getuigenis aflegde doorheen de verschillende beproevingen die hij gedurende zijn lang leven gekend heeft.

Paus Benedictus heeft een heel andere persoonlijkheid. Maar niemand kan zijn integriteit in vraag stellen en zijn intellectuele en spirituele coherentie. Deze verklaren zijn moed om vlakaf stellingen in te nemen en vol te houden die onpopulair zijn bij hen die zich volledig laten drijven op de overheersende cultuur. Denk maar aan zijn recente brief aan de bisschoppen. Het is een voorbeeld van heel persoonlijke en bewonderenswaardig moedige communicatie. Hij spreekt er in de eerste persoon, herhaalt en verdedigt er de prioriteiten en de criteria die het handelen van zijn pontificaat bepalen en laat er niet de minste twijfel over bestaan dat zijn keuzes, als een edelmoedige zoektocht naar verzoening, ten diepste geïnspireerd zijn aan het Evangelie.

Enkele weken geleden vroeg een journalist wat ik dacht over goed en kwaad op het gebied van communicatie. Meer in het bijzonder vroeg hij me om de belangrijkste “gestalten” van het kwaad te identificeren in ons werk en in de communicatiestroom.

Het is makkelijk om het ruime beeld te schetsen. Het is een stuk moeilijker om de werkelijke, concrete, individuele toestanden en situaties te onderkennen om vervolgens de mensen uit te nodigen om op hun hoede te zijn, in het bijzonder diegenen die het meest beïnvloedbaar zijn voor de valstrikken en de listen van het kwaad.

Er is de klassieke gestalte van de leugen, min of meer expliciet, vaak vermengd met halve waarheden, ingegeven door uiteenlopende belangen. Zij is steeds uit op bedrog.

Er is de gestalte van de hoogmoed, van het enkel maar naar zichzelf verwijzen en op zichzelf gericht zijn, die neerkijkt op anderen en die weigert om te luisteren naar hun standpunten; maar die steeds en uitsluitend uit is op het zonder meer bevestigen van de superioriteit van het eigen standpunt.

Er is de gestalte van onderdrukking en onrecht, het ontkennen van andermans vrijheid om informatie te vergaren en om ze mee te delen – de gestalte van onrecht die de stem van de medemens negeert en die zodoende zijn fundamentele menselijke waardigheid loochent en zijn rechtmatige plaats in de samenleving.

Er is de gestalte van de losgeslagen sensualiteit die wil gebruiken en bezitten en die noch het lichaam noch de beeltenis van de ander respecteert. Deze gestalte is de uitdrukking van het materialistische hedonisme dat mensen verandert in beesten.

Er is gestalte van de vlucht uit de werkelijkheid, het zich terugtrekken in denkbeeldige of virtuele werelden die het doel van de nieuwe communicatietechnieken helemaal omkeert en hen maakt tot een bron van eenzaamheid en slavernij.

Er is de gestalte van verdeeldheid die ernaar streeft om de dialoog te dwarsbomen, om alle pogingen tot wederzijds begrip tussen mensen van verschillende geloofsovertuigingen en culturen te ondermijnen en om mensen tegen mekaar op te ruien eerder dan hen te brengen tot wederzijdse ontmoeting in oprechte waardering. Deze gestalte wordt de gestalte van conflict en oorlog.

Het is belangrijk dat we deze gestalten van het kwaad leren onderkennen voor wat ze zijn om mogelijk te maken dat communicatie het goede kan dienen door de opbouw te bevorderen van een cultuur van respect, dialoog en vriendschap en door de ontzaglijke mogelijkheden van de huidige communicatie ten dienste te stellen van verbondenheid in de Kerk en van de eenheid van de hele familie van mensen.
Communicatie voor verbondenheid: communiceren met het oog op eenheid.
Dit is de beste verwoording die ik kan vinden van mijn roeping als communicator, van onze roeping als communicatoren.

Ik heb geleerd dat het nodig is om telkens opnieuw de moeilijkheden en de strijd van deze roeping te ontdekken, en ook de schoonheid en de grootheid ervan.

Één welbepaald ogenblik blijft gegrift in mijn geheugen, een onverwacht lichtpunt waardoor ik, vele jaren later, begreep wat het eigene is van de roeping van de communicatie.

Er was een gebedsbijeenkomst voor jongeren in de audiëntiehall Paulus VI. De ouder wordende Johannes Paul II nam eraan deel. CTV had gezorgd voor een tiental satellietverbindingen waardoor jongeren uit andere Europese steden aan de uitzending deel konden nemen.

De Paus keek naar het reuzengrote scherm in de hall en zag de verschillende andere bijeenkomsten. Hij hoorde de begroetingen van de jongeren en groette hen op zijn beurt. We waren allen behoorlijk gespannen. Immers, de technische kant van de onderneming was heel complex – ik weet het nog heel goed omdat ik samengepropt zat met al mijn collega’s van CTV in een klein busje van de technische dienst en het zweet van me af droop.

Op een bepaald moment zei de Paus, met zijn typische spontaneïteit: “Wat een prachtig ding is dat toch, die televisie! Ik kan mijn jonge mensen uit Krakau zien en met hen praten net alsof ze hier waren. Gezegend zij de televisie!”. Ik stond versteld.

Denk maar aan al de afschuwelijke en verschrikkelijke dingen die de televisie doet. En de Paus die noemt ze gezegend! Maar hij had gelijk, uiteraard. Hij keek verder. Televisie kan echt verbondenheid scheppen, ze kan mogelijk maken dat de Paus en de hele Kerk, zoals die avond, de vreugde van de verbondenheid ervaren. Dit bewijst dat televisie gebruikt kan worden voor het goede, dat ze terecht gezegend kan zijn! Maar dit hangt van ons af. Wij moeten van de televisie een bron van zegen maken, en niet toelaten dat ze verwordt tot een instrument van verval.

Dit is dus mijn roeping – onze roeping: wij zijn geroepen om er voor te zorgen dat de pers, de radio en de televisie instrumenten en paden zijn naar zegen leiden. Dit betekent dat ik meer zal moeten werken. Allen zullen we nog harder moeten werken zodat we elke dag met meer reden zullen kunnen zeggen, en zodat we met steeds grotere overtuiging: het internet is waarlijk een zegen!
Met dank aan www.thinkingfaith.org.

Met dank aan www.thinkingfaith.org.

Reacties

Meest gelezen

Ignatius van Loyola legt uit hoe je, met een té drukke agenda, toch je rust kan bewaren

Homo-zegen: heeft paus Franciscus zich vergist? Enkele bedenkingen van Nikolaas Sintobin sj

Hoe paus Franciscus reageert op zijn eigen, spontane woede - Homilie van Nikolaas Sintobin sj voor de derde zondag van de 40-dagentijd

Rik Torfs over jezuïetenhumor: het verschil tussen Kardinaal Müller en Nikolaas Sintobin sj

Over geluk dat niemand je kan afpakken - Het getuigenis van Etty Hillesum

Wat doet de Paus daar toch met die opgestoken vinger? - Heerlijke videobeelden

Het verschil tussen geestelijke vreugde en het “je lekker voelen”

Hoe handelen als je slecht nieuws krijgt: het voorbeeld van Ignatius van Loyola - Ignatiaans leiderschap (7/10)